Actualiteiten WWZ en wat meer VRAA 25 mei

  • Slides: 34
Download presentation
Actualiteiten WWZ (en wat meer) VRAA 25 mei 2016 Evert Verhulp verhulp@uva. nl

Actualiteiten WWZ (en wat meer) VRAA 25 mei 2016 Evert Verhulp verhulp@uva. nl

Ontslagrecht “light” oudere werknemer Art. 7: 669 lid 4: Opzeggen wegens hebben of bereiken

Ontslagrecht “light” oudere werknemer Art. 7: 669 lid 4: Opzeggen wegens hebben of bereiken van pensioengerechtigde leeftijd, zonder instemming (en dus zonder preventieve toets, voorwaarden: n -ao gesloten voor pensioenleeftijd, let op einde van rechtswege Einde wegens pensioen mag maar één keer: n Art. 7: 670 a lid 2 sub e: opzegverboden gelden dan ook niet, ‘voor zover’…. Kan dat nog in geval van opzegging tijdens ziekte? n Art. 7: 673 lid 7 sub b: geen transitiebudget n

Wet werken na AOW (Stb. 2015, 376) n n n Per 1 januari ingevoerd:

Wet werken na AOW (Stb. 2015, 376) n n n Per 1 januari ingevoerd: Opvallend: loondoorbetaling en opzegverbod ziekte gedurende 13 (!) weken (in de wet staat 6 weken maar overgangsrecht) 629/670 lid 1 onder A ARTIKEL VIIIA. OVERGANGSRECHT BURGERLIJK WETBOEK 1. In afwijking van het in de artikelen 629, lid 2, en 670, lid 1, onder a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek genoemde tijdvak van 6 weken, geldt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip een tijdvak van dertien weken voor de werknemer: § a. die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt, en § b. die geen werknemer als bedoeld in artikel 629, lid 2, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is Geldt ook voor herplaatsingstermijn 669 lid 3 b en c: 6 weken = 13 weken n Opzegtermijn 1 maand (art. 7: 672 lid 3) n Ketenregeling standaard 4 jaar 6 contracten (art. 668 a lid 12) n Herplaatsingsonderzoek art. 7: 669 lid 1 wordt zes weken, maar is nog 13 weken (overgangsrecht) n

Bewijsrecht van toepassing n 284 Rv: 1 De negende afdeling van de tweede titel

Bewijsrecht van toepassing n 284 Rv: 1 De negende afdeling van de tweede titel is van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet n bewijsrecht van toepassing op verzoekschriftproc. , tenzij aard van de zaak zich daartegen verzet. O. a. relevant voor aanbod getuigenbewijs. 685 oud: op snelheid gerichte procedure, één instantie, etc Nu -Mv. T: ‘nee, tenzij’, maar het is ja, tenzij n n

Bewijsrecht? n n V. d Kraats, AR 2014/11: De kantonrechter zou dus niet moeten

Bewijsrecht? n n V. d Kraats, AR 2014/11: De kantonrechter zou dus niet moeten uitleggen – zoals de wetgever beoogt – waarom een bijzondere omstandigheid aanleiding geeft om wel de gelegenheid te bieden tot bewijslevering, maar juist waarom hij die gelegenheid niet biedt. Hof Arnhem-Leeuwarden zp Arnhem, 4 april 2016, JAR 2016/130 ECLI: NL: GHARL: 2016: 2265: aannemelijk maken verstoorde arbeidsrelatie is voldoende

termijnen n Rb Midden Nederland 31 maart 2016, JAR 2016/101 n Dat betekent dat

termijnen n Rb Midden Nederland 31 maart 2016, JAR 2016/101 n Dat betekent dat [verzoekster] haar verzoeken ex 7: 681 lid 1 onderdeel b BW dan wel ex 7: 682 BW tot en met 31 december 2015 kon indienen. Verzendingen die vóór 24. 00 uur van de laatste dag van een lopende termijn zijn ontvangen, gelden als binnen de termijn ingediend (artikel 33 Wetboek van Rechtsvordering). 4. 3. Het verzoek tot vernietiging van de opzegging ex 7: 681 BW en het subsidiaire verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding ex 7: 681 BW heeft [verzoekster] ingediend bij het (eerste) verzoekschrift dat de griffie van de rechtbank op 1 januari 2016 om 00. 00 uur heeft ontvangen. Het verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst ex 7: 682 BW heeft [verzoekster] ingesteld bij het aangepaste verzoekschrift dat de griffie van de rechtbank op 4 januari 2016 heeft ontvangen. 4. 4. De verzoeken zijn derhalve, hoe uiterst minimaal ook, te laat ingediend. De kern van een vervaltermijn is dat deze fataal is en niet kan worden gestuit of verlengd. Overschrijding van de termijn resulteert in verval van recht. [verzoekster] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor wat betreft deze verzoeken n n

Leeftijdsdiscriminatie? n n Hv. J EU 19 april 2016, C-441/14 Ajos/Rasmussen Het algemene verbod

Leeftijdsdiscriminatie? n n Hv. J EU 19 april 2016, C-441/14 Ajos/Rasmussen Het algemene verbod van discriminatie op grond van leeftijd, richtlijn 2000/78/EG, moet aldus worden uitgelegd dat het zich, ook in een geschil tussen particulieren, verzet tegen een nationale regeling als aan de orde in het hoofdgeding, volgens welke een werknemer geen recht op een ontslagvergoeding heeft wanneer hij recht heeft op een door de werkgever betaald ouderdomspensioen op grond van een pensioenregeling waartoe hij voor het bereiken van zijn vijftigste levensjaar is toegetreden, ongeacht of de werknemer ervoor opteert op de arbeidsmarkt te blijven dan wel met pensioen te gaan.

Oudere werknemer en tv n Is de huidige regeling van de transitievergoeding in art.

Oudere werknemer en tv n Is de huidige regeling van de transitievergoeding in art. 7: 673 lid 7 sub b, laatste stukje ("of een andere leeftijd waarop voor de werknemer recht op pensioen ontstaat") hiermee in strijd? n Ik denk het niet, want in Denemarken keuze tussen pensioen en doorwerken en ongeacht keuze ontslag, en in Nederland bestaat die keuze niet

Geen instemming: dan redelijke grond Beleidsregels ontslagtaak UWV A D E G B C

Geen instemming: dan redelijke grond Beleidsregels ontslagtaak UWV A D E G B C Lid 4

Hof Leeuwarden, 3 februari 2016, ECLI: NL: GHARL: 2016: 761, d-grond n Het hof

Hof Leeuwarden, 3 februari 2016, ECLI: NL: GHARL: 2016: 761, d-grond n Het hof zal de grieven II gezamenlijk bespreken, nu de kwaliteit van het verbetertraject een van de elementen is waaraan getoetst moet worden bij de vraag of sprake is van de "d-grond" in artikel 7: 669 lid 3 BW. De criteria van die grond zijn ontleend aan het Ontslagbesluit en de daarop gebaseerde Beleidsregels Ontslagtaak UWV, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis van de Wwz (zie p. 43 van de Mv. T en p. 43/44 van de Nota naar aanleiding van het Verslag, 33818, TK 2013 -2014 respectievelijk nr. 3 en nr. 7).

Hof Den Bosch, 25 februari 2016, ECLI: NL: GHSHE: 2016: 705, de G grond

Hof Den Bosch, 25 februari 2016, ECLI: NL: GHSHE: 2016: 705, de G grond n n Deze in art. 7: 669 lid 3 aanhef en onder g BW vermelde redelijke grond voor opzegging is ontleend aan het tot 1 juli 2015 geldende Ontslagbesluit. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid blijkt onder meer dat geen wijziging werd beoogd ten opzichte van hetgeen in dat Ontslagbesluit en de daarop toentertijd gebaseerde Beleidsregels Ontslagtaak UWV was geregeld (zie bijv. Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 98 -101). Het tot 1 juli 2015 geldende Ontslagbesluit bepaalde ten aanzien van deze grond dat de werkgever aannemelijk diende te maken dat sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2013/2014, 33818, 3, p. 43 -46 en p. 98) is hierover nog het volgende opgemerkt: “In het Ontslagbesluit gelden als criteria voor het verlenen van toestemming voor ontslag dat de verstoring ernstig en duurzaam moet zijn. Beide criteria gelden in beginsel nog steeds en komen tot uitdrukking in de formulering <zodanig dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren>. In beginsel, omdat ook bij een minder duurzaam verstoorde arbeidsverhouding de arbeidsovereenkomst opgezegd moet kunnen worden als de ernst daarvan zodanig is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. ” Het hof merkt op dat deze laatste nuancering ook al was opgenomen in paragraaf 4 c van hoofdstuk 27 van de Beleidsregels Ontslagtaak UWV.

Redelijke gronden n Kom je pas aan toe na lid 1: n Herplaatsen, vreemde

Redelijke gronden n Kom je pas aan toe na lid 1: n Herplaatsen, vreemde termijn: Art. 9/10 Ontslagregeling > de wettelijke opzegtermijn vooruit kijken op de dag van beslissen/beschikken, dus niet de voor de werknemer geldende opzegtermijn. Dus als toestemming is verleend geen herplaatsingsplicht meer (art. 7: 611? ), deels gerepareerd door wederindiensttredingsvoorwaarde (art. 7: 681) Passende functie binnen groep, dus ook buitenlandse vestigingen (art. 9 lid 2) n n n

In de redelijke termijn? n Rb Midden-Nederland zp Utrecht, 18 maart 2016, JAR 2016/105:

In de redelijke termijn? n Rb Midden-Nederland zp Utrecht, 18 maart 2016, JAR 2016/105: n “De kantonrechter acht de door VI ter zake gegeven uitleg dat de functie in de redelijke termijn daadwerkelijk vacant moet zijn, niet onredelijk. Deze uitleg past in de bedoeling van de wetgever dat de werkgever vooraf een inschatting maakt van de mogelijkheden tot herplaatsing binnen de bedoelde redelijke termijn. Nu (nog) geen sprake was van vacante functies gedurende de redelijke termijn was daadwerkelijke herplaatsing van de werkneemster dus niet mogelijk. ”

Wanneer is die voorhanden? n “Het vorenstaande betekent dat VI, ten tijde van haar

Wanneer is die voorhanden? n “Het vorenstaande betekent dat VI, ten tijde van haar verzoek bij het UWV om toestemming de arbeidsovereenkomst op te zeggen (in dit geval rond eind augustus 2015) een inschatting diende te maken van de mogelijkheden tot herplaatsing van de werkneemster. De vraag of die inschatting juist is geweest moet ex tunc worden beoordeeld aan de hand van de vacatures die bij VI bestonden of binnen een redelijke termijn zouden ontstaan. Deze redelijke termijn loopt in dit geval van 2 oktober 2015 (beslissing UWV) tot 2 december 2015 (de onweersproken opzegtermijn van twee maanden). ” n Speelt 7: 611 BW geen rol? Bedoeling van de wetgever?

Motivering soc plan, art. 25 lid 3 WOR n n OK 12 januari 2016,

Motivering soc plan, art. 25 lid 3 WOR n n OK 12 januari 2016, ECLI: NL: GHAMS: 2016: 380, Tot 1 juli 2015: Werkgever moet motiveren waarom welke ontslagvergoeding/regeling wordt aangeboden, vgl: Honeywell, ECLI: NL: GHAMS: 2014: 3890 en Sappi, ECLI: NL: GHAMS: 2014: 1979 Overleg over sociaal plan, werkg biedt tv + outplacementkosten, vanwege zwalken beroep gegrond, Maar de vraag is: is de werkgever verplicht te motiveren?

Correctie ontbindingsbeschikking n Hof Den Bosch 28 januari 2016, ECLI: NL: GHSHE: 2016: 246

Correctie ontbindingsbeschikking n Hof Den Bosch 28 januari 2016, ECLI: NL: GHSHE: 2016: 246 n Artikel 7: 683 BW regelt het hoger beroep tegen de ontbinding van een arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. Dit artikel regelt wel de situatie dat de rechter in hoger beroep van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden en ook de situatie dat de rechter in hoger beroep van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte niet is ontbonden, maar niet de situatie dat de rechter in hoger beroep van oordeel is dat tegen de verkeerde datum is ontbonden.

Billijke vergoeding n n n Kan de billijke vergoeding € 0 bedragen? Rb Midden-Nederland

Billijke vergoeding n n n Kan de billijke vergoeding € 0 bedragen? Rb Midden-Nederland zp Almere 19 april 2016, JAR 2016/118 Het gaat hier om een ‘kan’-bepaling…. (zie bijv 7: 671 b lid 8 c) 4. 8. Voor de toekenning van de billijke vergoeding is geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist, zij het dat de regering erop heeft gewezen dat het opzeggen in strijd met de daarvoor geldende regels de werkgever ernstig valt aan te rekenen. Daarmee is de grondslag voor het toekennen van een billijke vergoeding ten laste van Connexxion Openbaar Vervoer aan de werknemer in beginsel gegeven. De hoogte van de additionele billijke vergoeding dient in relatie te staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever en niet in relatie tot de gevolgen van het gegeven ontslag voor de werknemer n Rekening houden met de door de verwijtbare gedragingen onstane pensioen en inkomensschade?

Aanvang bedenktermijn n Rb Rotterdam 10 februari 2016, JAR 2016/6916 n 16/9 gemachtigde wg

Aanvang bedenktermijn n Rb Rotterdam 10 februari 2016, JAR 2016/6916 n 16/9 gemachtigde wg doet voorstel aan gemachtigde wn met als bijlage vso. n - 21/9: gemachtigde wn: “Client kan akkoord gaan met uw n n n vaststellingsovereenkomst op één punt na. Graag ziet hij aanpassing van artikel 18 betreffende het non concurrentiebeding, in die zin dat het non concurrentiebeding voor zover dat geldt, ongedaan wordt gemaakt. Ik verzoek u de vaststellingsovereenkomst aan te passen, waarna mijn client zo spoedig mogelijk de door uw client ondertekende vaststellingsovereenkomst zal retourneren aan u. ” 21/9: werkgever past vso aan, gemachtigde wn schriftelijk: akkoord! 28/9: werknemer tekent vso 9/10: werknemer beroept zich op bedenktermijn

n n n Verwijzing naar regeling concurrentiebeding Vewijzing naar parl geschiedenis: Dit een en

n n n Verwijzing naar regeling concurrentiebeding Vewijzing naar parl geschiedenis: Dit een en ander en daarbij in aanmerking genomen dat de rechtszekerheid meebrengt dat zowel werknemer als werkgever is gebaat bij een duidelijk aantoonbaar en concreet moment waarop de bedenktermijn aanvangt, komt de kantonrechter voorshands tot het oordeel dat de ondertekening van [eiser] op 28 september 2015 als beslissend moet worden aangemerkt. De conclusie is dan ook dat hij met de brief van 9 oktober 2015 tijdig gebruik heeft gemaakt van zijn recht om de ontbinding van de beëindigingsovereenkomst in te roepen.

Hof Den Haag 22 maart 2016, JAR 2016/111 n n hoe berekenen: De hoogte

Hof Den Haag 22 maart 2016, JAR 2016/111 n n hoe berekenen: De hoogte van de billijke vergoeding wordt vastgesteld door de rechter, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. De mate van verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werkgever speelt bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding een belangrijke rol. De financiële gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer worden in beginsel gedekt door de transitievergoeding waarop de werknemer in een geval als dit aanspraak zal kunnen maken. Deze gevolgen zullen bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding dan ook, als regel, buiten beschouwing worden gelaten

HR 12 februari 1998, NJ 1999, 643 (Schrijvers/van Essen) n n De vraag of

HR 12 februari 1998, NJ 1999, 643 (Schrijvers/van Essen) n n De vraag of de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging, behoort derhalve te worden beantwoord in het kader van de vraag of sprake is van een dringende reden. Is deze laatste vraag bevestigend beantwoord, dan is geen plaats meer voor het oordeel dat het ontslag niettemin kennelijk onredelijk is op de in art. 1639 s lid 2 onder 2° vermelde grond. Tenslotte verdient nog aantekening dat een verplichting van de werkgever tot schadevergoeding in geval van ontslag wegens een dringende reden op de grond dat beëindiging van de dienstbetrekking kennelijk onredelijk is om de in art. 1639 s lid 2 onder 2° vermelde reden, zich niet laat verenigen met de in art. 1639 o lid 3 voorziene mogelijkheid dat de werknemer in geval van een ontslag wegens een dringende reden jegens de werkgever schadeplichtig is en evenmin met de omstandigheid dat de wet, anders dan bij ontbinding wegens verandering in de omstandigheden, niet voorziet in de mogelijkheid van een schadevergoeding bij of na ontbinding wegens een dringende reden op verzoek van de werkgever.

Kan terecht osv leiden tot transitievergoeding? n n Oud: (i) in de dringende reden

Kan terecht osv leiden tot transitievergoeding? n n Oud: (i) in de dringende reden zijn de omstandigheden die het ontslag kennelijk onredelijk kunnen doen zijn, meegewogen. (ii) vergoeding verhoudt zich niet met vergoedingsplicht van de werknemer (1639 o = 7: 677 lid 2 BW) (iii) alleen vergoeding wegens verandering in omstandigheden, niet bij dringende reden

WWZ transitievergoeding? (i) doet er niet meer toe, want transitievergoeding staat los van persoonlijke

WWZ transitievergoeding? (i) doet er niet meer toe, want transitievergoeding staat los van persoonlijke omstandigheden n (iii) doet er niet meer toe, ontbinding 685 is vervallen n (ii): art. 7: 677 lid 2: alleen bij opzet of schuld: maar de toets van de transitievergoeding is (673 lid 7 sub c) verschuldigd is: ernstig verwijtbaar handelen werknemer, n Kan de werknemer schadeplichtig zijn en toch recht hebben op de transitievergoeding of is opzet/schuld gelijk aan ernstig verwijtbaar? Sagel, TRA 2015/45: nee. Rb Overijssel, 3 maart 2016, ECLI: NL: RBOVE: 2016: 743 n Zie ook 7: 673 lid 8: toch (deels) toekennen naar maatstaven van red en bill. n

Voorwaardelijk vernieting ? n Hof 's-Hertogenbosch, 24 maart 2016, ECLI: NL: GHSHE: 2016: 1093,

Voorwaardelijk vernieting ? n Hof 's-Hertogenbosch, 24 maart 2016, ECLI: NL: GHSHE: 2016: 1093, JAR 2016/113 n Werkn vraagt vw vernietiging van de opzegging, voor het geval vast komt te staan dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd per 10 september 2015. Dit verzoek is afgewezen. Tegen die beschikking richt zich onderhavig hoger beroep. Het hof is met de werkneemster van oordeel dat de kantonrechter voorbij is gegaan de voorwaardelijkheid van haar verzoek tot vernietiging van de opzegging en daarmee buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden. n

Ontslag op staande voet/ontbinding vzv n HR 1982, NJ 84/296 Nijman / X: n

Ontslag op staande voet/ontbinding vzv n HR 1982, NJ 84/296 Nijman / X: n langdurige onzekerheid over voortbestaan arbeidsovereenkomst. Gerechtvaardigd belang bij duidelijkheid op korte termijn Ontb. vzv strookt met strekking van art. 7: 685 (te allen tijde…) n

Ktr Amsterdam 3 november 2015, ECLI: NL: RBAMS: 2015: 8025 Beoordeeld wordt het belang

Ktr Amsterdam 3 november 2015, ECLI: NL: RBAMS: 2015: 8025 Beoordeeld wordt het belang van de verzoeker bij het voorwaardelijk verzoek. Indien de oordelende rechter tegelijk beslist op de vernietiging van het oosv en op het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding dan geldt: Laat de ktr het oosv in stand, dan is de voorwaarde niet vervuld en komt voorwaardelijke ontbinding niet in beeld cq. heeft de wg geen belang bij de voorwaardelijke ontbinding. Maar dat is toch niet zo eenvoudig

(G)een voorwaardelijke ontbinding: heeft werkgever belang? n Ktr: geen dr r, wel ontb (vzv),

(G)een voorwaardelijke ontbinding: heeft werkgever belang? n Ktr: geen dr r, wel ontb (vzv), hof: wel dr r, Arbovk osv Ktr vernietigt opz. ktr ontbindt (niet vzv) In deze zin: Hof ‘s Gravenhage 23 februari 2016. hof moet alsnog een datum bepalen

Hof Den Haag 23 februari 2016, ECLI: NL: GHDHA: 2016: 435 Leidster BSO vergeet

Hof Den Haag 23 februari 2016, ECLI: NL: GHDHA: 2016: 435 Leidster BSO vergeet kind, osv op 14 / 8/ 2015 Werkneemster start kortgedingprocedure doorbetaling loon Wkg verzoekt primair toekenning vergoeding 677 lid 2 Subs voorwaardelijke ontbinding Werkneemster tegenverzoek Vernietiging en loondoorbetaling Ktr: vernietigt opzegging en ontbindt op verzoek van de werkgever voorwaardelijk per 1 januari 2016, kent toe de transitievergoeding van € 1648 bij beschikking 2/11 Bij kortgedingvonnis van 2/11 loonvordering toegewezen tot 1/1/2016

n Het hof dient ingevolge de parlementaire geschiedenis bij artikel 7: 683, lid 6

n Het hof dient ingevolge de parlementaire geschiedenis bij artikel 7: 683, lid 6 BW deze arbeidsovereenkomst van partijen alsnog te doen eindigen en wel door daarvoor een, in de toekomst gelegen, datum te bepalen (zie wederom hierboven sub 16. ). Dit zou er echter toe leiden - in het licht van het feit dat de kantonrechter de ontbinding per 1 januari 2016 heeft uitgesproken - dat ABBW voor wat betreft de datum waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt door haar appel in een slechtere positie komt te verkeren dan op basis van de beschikking van de kantonrechter het geval was.

n Hiertegen verzet zich de (rechts)regel dat een partij niet slechter mag worden van

n Hiertegen verzet zich de (rechts)regel dat een partij niet slechter mag worden van zijn hoger beroep (het verbod van reformatio in peius). Vorenstaande brengt met zich mee, dat, hoewel ingevolge art. 7: 683, lid 6 BW het hof het einde van de arbeidsovereenkomst dient te bepalen op een in de toekomst gelegen tijdstip, het hof desalniettemin in dit speciale geval - gezien ook de uit de processtukken kenbare wens van partijen om de arbeidsovereenkomst op die datum als beëindigd te beschouwen - het einde van de arbeidsovereenkomst zal vaststellen op 1 januari 2016

Heeft de werkgever belang? n Ktr: wel dr r, wel ontb vzv, hof: geen

Heeft de werkgever belang? n Ktr: wel dr r, wel ontb vzv, hof: geen dr r, n Arbovk osv ktr Ktr: dr reden ktr ontbindt (vzv) wat herstelt het Hof? : de oude ovk, of komt een nieuwe tot stand? Of Hof herstelt met ingang van deze datum? hof herstelt per?

Kan de ontb vzv nog? Ik denk: ja -binnen 2 maanden verzoek, binnen 4

Kan de ontb vzv nog? Ik denk: ja -binnen 2 maanden verzoek, binnen 4 weken behandeling -geen buitenrechtelijke vernietiging, alleen door rechter, -in appel alleen herstel (geen vernietiging) met voorziening, dus nieuwe arbeidsovereenkomst? -loonmatiging art. 7: 680 a, -complexiteit neemt toe En toch: redelijke grond theorie: als de red grond (7: 669 lid 3) er is, kan opgezegd worden, dus ook na een osv wegens een andere grond? -procedure kan toch enige tijd vergen, dus zal kunnen, -als er discussie over het (voort-)bestaan van de ao?

In deze zin: n Hof Arnhem-Leeuwarden zp Arnhem 22 april 2016, JAR 2016/130 n

In deze zin: n Hof Arnhem-Leeuwarden zp Arnhem 22 april 2016, JAR 2016/130 n Rb Overijssel zp Enschede 26 april 201, JAR 2016/122 (prejudiciele vraag, maar wkg schijnt verzoek te hebben ingetrokken)

Toch voorwaardelijk? n n n Rb Zeeland/west Brabant, 2 februari 2016; ECLI: NL: GHDHA:

Toch voorwaardelijk? n n n Rb Zeeland/west Brabant, 2 februari 2016; ECLI: NL: GHDHA: 2016: 435 ECLI: NL: RBZWB: 2016: 1004 Werknemer vraagt ontbinding onder toekenning t. v. en b. v. , werkgever doet tegenverzoek: Verzoek werknemer toegewezen met intrekkingsmogelijkheid, geen t. v. of b. v. Verzoek werkgever voorwaardelijk toegewezen, ten overvloede overwogen: met recht op t. v.