3 1 Wat zijn de kosten In deze
- Slides: 17
§ 3. 1 Wat zijn de kosten? In deze Power. Point-presentatie leer je: • wat voor kosten een bedrijf kan hebben • wat het verschil is tussen vaste en variabele kosten • hoe je de verkoopprijs en consumentenprijs berekent © Noordhoff Uitgevers 2016
Toegevoegde waarde De extra waarde van een product die ontstaat doordat een bedrijf het product bewerkt. Het is het verschil tussen alle inkopen bij andere bedrijven en de verkoopopbrengst van het product. © Noordhoff Uitgevers 2016
Productiefactoren Alles wat je nodig hebt om te produceren, kun je indelen in vier productiefactoren. 1. Kapitaal: alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je in het productieproces gebruikt. 2. Natuur: alles wat de natuur levert. 3. Arbeid: zowel lichamelijke als geestelijke inspanning die mensen leveren bij het produceren. 4. Ondernemerschap: een ondernemer probeert winst te maken door op de juiste manier de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal in te zetten. © Noordhoff Uitgevers 2016
Productiefactoren Om welke productiefactor gaat het? • Kapitaalgoederen • Inzetten van de juiste mix van productiefactoren • Grondstoffen • Lichamelijke en geestelijke inspanning © Noordhoff Uitgevers 2016
Kosten die een bedrijf bij de productie maakt, kun je verdelen in: • Variabele kosten, veranderen als je meer of minder gaat produceren, zoals de kosten van grondstoffen. • Vaste kosten, zoals de huur van je gebouw, veranderen niet meteen als je meer of minder gaat produceren. © Noordhoff Uitgevers 2016
Kostprijs per product Alle kosten die je bij de productie maakt, moet je terugverdienen in de verkoopprijs. Bereken eerst de kostprijs per product. Dat zijn alle kosten die je hebt voor het maken van één product. Bereken dan de verkoopprijs, er komt een opslag op de kostprijs per product voor winst. De hoogte van de winstopslag hangt af van wat de klant bereid is te betalen en van de prijs bij concurrenten. © Noordhoff Uitgevers 2016
Kostprijs berekenen Kostprijs per product = (vaste kosten + variabele kosten) ÷ aantal producten Voorbeeld De vaste kosten zijn in een jaar € 6, 5 miljoen, de variabele kosten € 1 miljoen. De jaarproductie is 1, 5 miljoen telefoonhoesjes. De kostprijs is (€ 6, 5 mln + € 1 mln) ÷ 1, 5 mln = € 5 per hoesje. © Noordhoff Uitgevers 2016
Maatschappelijke opbrengsten Door meer te produceren is een grotere afzet mogelijk. En door meer productie neemt de werkgelegenheid toe. Met het inkomen dat met de extra banen wordt verdiend, kunnen mensen meer goederen en diensten kopen. Daardoor stijgt de welvaart in ons land. Dit soort voordelen die de samenleving van productie heeft, noem je maatschappelijke opbrengsten. © Noordhoff Uitgevers 2016
Maatschappelijke kosten Meer productie heeft ook nadelen voor onze samenleving. Als bedrijven meer gaan produceren, kan dat milieuschade veroorzaken. Soms betalen bedrijven zelf voor het oplossen van de milieuschade, dan zijn het dus bedrijfskosten. Maar als de kosten voor rekening van de samenleving komen, zijn het maatschappelijke kosten. Niet altijd kun je deze kosten in geld uitdrukken. © Noordhoff Uitgevers 2016
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) Steeds meer bedrijven houden bij hun productie zo veel mogelijk rekening met de gevolgen voor mens en milieu. Zij doen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo). © Noordhoff Uitgevers 2016
Investeren = geld besteden aan productiemiddelen, zoals kapitaalgoederen. De investeringen zijn nodig om meer, beter of goedkoper te kunnen produceren. Als het goed is, verdient een bedrijf zijn investering in de jaren daarna terug. © Noordhoff Uitgevers 2016
Investeren Geef twee voorbeelden van een investering die een groot bedrijf kan doen. © Noordhoff Uitgevers 2016
Afschrijving De afschrijving is de jaarlijkse waardevermindering van je kapitaalgoederen. De aanschafkosten van bijvoorbeeld een machine worden verdeeld over de gebruiksduur. De oude machine levert bij inruil nog een bedrag op, de restwaarde. © Noordhoff Uitgevers 2016
Afschrijving berekenen Afschrijving per jaar = (aanschafprijs – restwaarde) ÷ aantal gebruiksjaren © Noordhoff Uitgevers 2016
Verkoopprijs Een winkelier houdt bij het vaststellen van de verkoopprijs rekening met: De prijs die hij betaalt, dit is de inkoopprijs. Die verhoogt hij met een brutowinstmarge om de verkoopprijs vast te stellen. Een deel van deze brutowinst gaat op aan bedrijfskosten. De rest is nettowinst voor de detaillist. Voor de verkoop aan de consument komt daar nog btw bovenop. © Noordhoff Uitgevers 2016
Consumentenprijs De consumentenprijs is dus de verkoopprijs inclusief btw. Om terug te rekenen van de consumentenprijs naar de prijs exclusief btw, deel je de consumentenprijs door 1, 21. © Noordhoff Uitgevers 2016
Prijzen berekenen Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge Consumentenprijs = verkoopprijs + btw Voorbeeld Telecombedrijf Sprint koopt telefoonhoesjes in voor € 6 per stuk. De brutowinstmarge is 90% van de inkoopprijs. De btw is 21%. • De verkoopprijs is: € 6 × 1, 9 = € 11, 40 • De consumentenprijs is: € 11, 40 × 1, 21 = € 13, 79 © Noordhoff Uitgevers 2016
- Wat zijn indirecte kosten
- Bezettingsresultaat formule
- Biddit kosten
- Wat zijn directe kosten
- Functie gewrichtssmeer
- Wat zijn beeldende aspecten
- Klankvaste werkwoorden lijst
- Wat zijn collectieve goederen
- Wat zijn literaire begrippen
- Wat is waarneming
- Variatiebreedte symbool
- Medeklinkers letters
- Alle domeinen geschiedenis
- Wat zijn verwijs woorden
- Budgetlijn tekenen
- Wat zijn wintergasten
- Anjina pektoris
- Appel en een peer tot de volgende keer