1 Alles wat adem heeft love de Here

  • Slides: 14
Download presentation
1 Al-les wat a-dem heeft lo-ve de He-re, zin-ge de lof_van Is-raëls God! Zo-lang

1 Al-les wat a-dem heeft lo-ve de He-re, zin-ge de lof_van Is-raëls God! Zo-lang ik hier in het licht mag ver-ke-ren, roem ik zijn lief-de en prijs mijn lot. 1 -7

Die lijf en ziel_ge-scha-pen heeft wor- de ge-loofd door al_wat leeft. Hal -le -

Die lijf en ziel_ge-scha-pen heeft wor- de ge-loofd door al_wat leeft. Hal -le - lu-ja! Hal-le -lu - ja! 1 -7

2 Vor-sten zijn men-sen uit aar-de ge-bor-ren, zij ke-ren eens tot aar - de

2 Vor-sten zijn men-sen uit aar-de ge-bor-ren, zij ke-ren eens tot aar - de weet; rijk -dom en macht, het gaat al-les ver-lo-ren, nie -mand ge- denkt hun da-den meer. 2 -7

Mach-ti-gen wan-kelen in hun waan, roe -pen wij dan de He - re aan.

Mach-ti-gen wan-kelen in hun waan, roe -pen wij dan de He - re aan. Hal -le - lu-ja! Hal-le -lu - ja! 2 -7

3 Wel-ge-luk-za-lig is ie-der te noe -men, die Ja-kobs God als hel-per heeft! Wat

3 Wel-ge-luk-za-lig is ie-der te noe -men, die Ja-kobs God als hel-per heeft! Wat zou hem scha-den, wie zou hem ver-doe-men, die dag aan dag met Chris -tus leeft? 3 -7

Wie met de Heer te ra -de gaat, die staat Hij bij met raad

Wie met de Heer te ra -de gaat, die staat Hij bij met raad en daad. Hal -le - lu-ja! Hal-le -lu - ja! 3 -7

4 Hij is 't, die he-me-len, zee-en en aar-de, die al wat is tot

4 Hij is 't, die he-me-len, zee-en en aar-de, die al wat is tot aan-zijn riep, de eni-ge God die zijn macht o-pen-baar-de, Hem is ge -hoor- zaam wat Hij schiep. 4 -7

Hij, die het al heeft in zijn hand, houdt ook ons zwak ge- loof

Hij, die het al heeft in zijn hand, houdt ook ons zwak ge- loof in stand. Hal -le - lu-ja! Hal-le -lu - ja! 4 -7

5 O, gij ver-druk-ten, die on-recht moet lij -den, Hij die u recht ver-schaf

5 O, gij ver-druk-ten, die on-recht moet lij -den, Hij die u recht ver-schaf is hier! Hon-geri-ge, Hij wil u spij-ze be-rei-den, dor-sti-ge, zie de heils-ri - vier! 5 -7

Zijt gij ge - boeid, Hij maakt u vrij; God schenkt ge -na-de ve

Zijt gij ge - boeid, Hij maakt u vrij; God schenkt ge -na-de ve - ler-lei. Hal -le - lu-ja! Hal-le -lu - ja! 5 -7

6 Vreem - de -ling, die hier op aard moet ge-do-gen, dat u de

6 Vreem - de -ling, die hier op aard moet ge-do-gen, dat u de haat der men-sen treft, Hij richt u op, als u neer zijt ge-bo-gen en Hij buigt neer wie zich ver - heft. 6 -7

Zijt gij in rouw, God is uw licht; . Hij schenkt, o blin-de, u

Zijt gij in rouw, God is uw licht; . Hij schenkt, o blin-de, u ' t ge -zicht. Hal -le - lu-ja! Hal-le -lu - ja! 6 -7

7 Roem dan, gij men-sen, en lof-zing te-za-men Hem die zo gro -te din

7 Roem dan, gij men-sen, en lof-zing te-za-men Hem die zo gro -te din -gen doet. Al-les wat a-dem heeft, roe-pe nu a-men, zin -ge nu blij -de: God is goed! 7 -7

Lo-ve dan ie - der die Hem vreest Va-der en Zoon en hei -lige

Lo-ve dan ie - der die Hem vreest Va-der en Zoon en hei -lige Geest! Hal -le - lu-ja! Hal-le -lu - ja! 7 -7